Een kersvers jaar vangt aan, en dat is ook in deze bijzondere tijden de gelegenheid bij uitstek om terug te blikken op wat het voorbije jaar ons heeft gebracht. Midden mei maakten wij een stand van zaken op van wat Covid-19 nu eigenlijk had aangericht op het terrein van het welzijnsrecht, en distilleerden we de essentie uit de (toen al hevige) regelvloed. We noemden ze toen de bomen in het welzijnsbos. Twee weken geleden volgde een jaaroverzicht met de titel non, non rien à changé. Een goede week later is ook dit overzicht, net als het virus, opnieuw aan een mutatie toe. Alle ballast over boord, wat bracht 2020 aan relevante regelgeving voor de preventieadviseur?
Aan ballast alvast geen gebrek: tussen 13 maart 2020 en 4 januari 2021 werden in het Belgisch Staatsblad exact 2.546 teksten gepubliceerd waarin Covid-19 genoemd werd. Dat zijn er gemiddeld zestig per week of meer dan acht per kalenderdag. Niet enkel het virus heeft zich met andere woorden permanent en snel verspreid. Zelfs een verlengde kerstvakantie had niet volstaan om dit allemaal door te nemen. Vrees niet, het zou ook vrij zinloos zijn geweest dat te proberen. Het lezen van deze bijdrage volstaat om exact te weten wat bijna tien maanden pandemie betekende voor ons welzijnsrecht.
Welzijnswet en Codex
Op het eerste gezicht lijkt het misschien bizar, maar de Welzijnswet bleek zo goed als immuun voor Covid-19: tot en met 29 december 2020 dateerde zijn recentste wijziging van 4 april 2019. U kan (en moet) dus wat de basispijler betreft terugvallen op de vertrouwde tekst van een wet die volgend jaar zijn vijfentwintigste verjaardag viert.
Tijdens de laatste twee dagen van 2020 had het staatsblad weliswaar nog twee wijzigingen in petto, maar één ervan had volstrekt niets met Covid-19 vandoen. Het ging met name om de aanpassing van artikel 2 van de Welzijnswet naar aanleiding van de (her)invoering van de wet betreffende het verenigingswerk (art. 52 Wet 24 december 2020, BS 31 december 2020). Duidelijk wel geïnspireerd door de pandemie is artikel 57 van de Wet van 20 december 2020 (BS 30 december 2020). Dit vult artikel 4, § 1 van de Welzijnswet aan met een lid waarbij de mogelijkheid wordt geboden om in geval van een epidemie of pandemie bij koninklijk besluit bijzondere preventiemaatregelen te bepalen in ondernemingen en instellingen met het oog op de bescherming van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Feestelijk laat, hoor ik u denken, maar alvast een meer soliede basis voor het opleggen van maatregelen dan wat we tot nog toe gekend hebben, en waarover zo dadelijk meer. Maar buiten deze erg recente wijziging bleef de Welzijnswet integraal wat ze was: er werd niets aan toegevoegd, maar evenmin iets uit weggelaten.
In grote trekken kan hetzelfde worden gezegd van de uitvoeringsbesluiten ervan. De Codex werd in 2020 weliswaar vier maal gewijzigd, maar drie aanpassingen hadden volstrekt niets met Covid-19 te maken. Ze hadden betrekking op de regelgeving inzake ioniserende stralen en de grenswaarden voor blootstelling aan bepaalde chemische agentia. Eén wijziging werd deels door het Sars-CoV-2 virus geïnspireerd: een KB van 23 november 2020 deelt het virus voortaan in bij gevarenklasse 3, waar voorheen alle coronaviridae figureerden onder groep 2. Een upgrade dus, die voortaan ook geldt voor het Sars- en het Mers-virus. Niet onbelangrijk daarbij is dat simultaan ook bijlagen VII.1-2 en VII.1-3 van de Codex werden aangepast, en dit voor alle biologische agentia. Bijlage 2 regelt de beheersingsmaatregelen per groep, bijlage 3 de beheersing bij industriële procedés. Best even deze tabellen checken dus, om te zien of binnen uw bedrijf de met de upgrade van het virus gepaard gaande maatregelen genomen werden.
Het meest bekende niet in de Codex opgenomen uitvoeringsbesluit van de Welzijnswet, het KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen (KB 25 januari 2001) bleef het voorbije jaar onaangeroerd.
De ministeriële besluiten
Van bij de aanvang van de pandemie worden wij geregeerd via ministeriële besluiten. Voornamelijk gesteund op de Wet van 15 mei 2007 op de Civiele Veiligheid werden tot eind december 2020 liefst drieëntwintig ministeriële besluiten gepubliceerd die de do’s en don ‘ts in de meeste maatschappelijke situaties vastleggen. Op dit ogenblik gelden de bepalingen van het MB van 28 oktober 2020, weliswaar ook al zeven keer geamendeerd.
De ministeriële besluiten mogen dan verschillen, een constante bestaat er in dat ze telkens ook voorschriften bevatten die specifiek betrekking hebben op de toestand binnen bedrijven. Ze zijn terug te vinden in hoofdstuk 2 van het MB, dat de ‘organisatie van de arbeid’ regelt. De basis? Telethuiswerk is de regel bij alle ondernemingen voor alle personeelsleden wiens functie zich ertoe leent, en in de mate dat de continuïteit van de bedrijfsvoering het toelaat. Kan dit niet, dan worden ‘passende preventiemaatregelen genomen om de regels van social distancing te garanderen en een maximaal niveau van bescherming te bieden’.
Dat valt wel mee, denkt u? Voor ‘bedrijven en diensten die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking’ ligt de lat nog iets lager: zij moeten dezelfde verplichtingen toepassen ‘in de mate van het mogelijke’. De lijst met deze bedrijven kan u terugvinden als bijlage van het KB van 28 oktober 2020.
De ministeriële besluiten maken formeel geen deel uit van de eigenlijke welzijnswetgeving. De strafbepalingen die ze bevatten hebben geen betrekking op de verplichtingen opgelegd aan bedrijven. Het miskennen van de specifieke voorschriften voor bedrijven kan met andere woorden niet worden bestraft op basis van de ministeriële besluiten. Het zal u evenwel niet ontgaan zijn dat deze voorschriften wel erg sterk lijken op wat bedrijven sowieso horen te doen op basis van de Welzijnswet. We gaan dadelijk dan ook na hoe dat zit met het Sociaal Strafwetboek. Dit laat wel degelijk bestraffing toe.
De Generieke Gids, sectorgidsen en -protocollen
De eerste Generieke Gids zag het licht op 23 april 2020, inmiddels zijn we toe aan een derde versie. Zonder twijfel een bijzonder nuttig instrument voor bedrijven en preventieadviseurs, en knap dat dit zo snel kon worden gerealiseerd in het kader van het sociaal overleg.
De Generieke Gids maakt evenwel geen deel uit van onze formele wetgeving. In de boven al genoemde ministeriële besluiten worden de erin opgenomen maatregelen genoemd als voorbeeld van passende preventiemaatregelen. Geen formele regelgeving dus, maar een tool of bron van inspiratie die bedrijven kan helpen bij het correct toepassen van de vigerende welzijnswetgeving. Hetzelfde kan overigens worden gezegd van de specifieke sectorgidsen en -protocollen.
Het Sociaal Strafwetboek
Inbreuken op de Welzijnswet worden sinds 1 juli 2011 gesanctioneerd via het Sociaal Strafwetboek. Actueel bestraffen de artikelen 127 tot en met 133 van dit wetboek in essentie de werkgever en de hiërarchische lijn die een inbreuk plegen op de Welzijnswet en/of zijn uitvoeringsbesluiten. Deze bepalingen werden het voorbije jaar niet gewijzigd en de basisregels inzake strafrechtelijke verantwoordelijkheid houden met andere woorden stand.
Helemaal nieuw, en meteen de meest markante wijziging van de voorbije maanden, is de uitbreiding van het Sociaal Strafwetboek met een nieuw delict, met name ‘het niet respecteren in de ondernemingen van de dringende maatregelen, genomen door de Minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van COVID-19 te beperken’. Op die manier beoogt men de niet naleving van de bij ministerieel besluit opgelegde bepalingen door bedrijven toch te kunnen sanctioneren, al gebeurt dit vooral om controle op de naleving van deze verplichtingen door de sociaal inspecteurs mogelijk te maken. De bestraffing ervan wordt mogelijk gemaakt door het nieuwe artikel 238 van het Sociaal Strafwetboek, in werking getreden op 3 juli 2020 (KB nr. 37 d.d. 24 juni 2020, BS 3 juli 2020, ed. 2). Inbreuken op deze nieuwe bepaling worden gestraft met een sanctie van niveau 2. Ze geldt niet enkel voor werkgever, lasthebber en aangestelde, maar ook voor ‘eenieder’. Op basis van dat laatste begrip kunnen principieel ook werknemers gesanctioneerd worden, een primeur in het sociaal strafrecht. Relevantie, draagwijdte en toepassingsproblemen van deze nieuwe regel diepen wij binnenkort verder uit in een afzonderlijke bijdrage.
De Arbeidsongevallenwet en de Beroepsziektenwet
De Arbeidsongevallenwet werd het voorbije jaar niet gewijzigd, de Beroepsziektenwet evenmin. Hetzelfde geldt overigens ook voor de Wet van 3 juli 1967 die geldt voor de publieke sector.
Of Covid-19 in aanmerking kan komen voor aangifte onder het stelsel van de arbeidsongevallen dan wel eerder als beroepsziekte hadden wij het eerder, maar bij het beantwoorden van de vraag kan en moet u dus in essentie rekening houdend met de ook voor de pandemie reeds geldende regels.
Deze lieten onmiddellijk toe Covid-19 ten laste te nemen als beroepsziekte voor werknemers uit de zorgsector die een duidelijk verhoogd risico lopen om besmet te worden. Dit kon en kan nog steeds onder de code 1.404.03, geldend voor ‘andere infectieziekten voor zorgpersoneel’. Het KB nr. 39 van 26 juni 2020 (BS 8 juli 2020) breidde dit tijdelijk uit voor één specifieke categorie, met name de werknemers uit de cruciale sectoren en essentiële bedrijven die tussen 18 maart en 18 mei 2020 bleven doorwerken en die daarbij besmet werden door het Sars-CoV-2 virus. Ook voor hen kan Covid-19 worden erkend als beroepsziekte, onder de (nieuwe) code 1.404.04. De lijst van de betrokken sectoren en bedrijven kan u vinden in de bijlage tot het MB van 23 maart 2020 (BS 23 maart 2020, ed. 2).
Focus op de essentie
Hoe overrompelend het voorbije jaar ook is geweest, de basisbepalingen van ons welzijnsrecht hielden ongewijzigd stand. Dit is geruststellend nieuws, al impliceert het evenzeer dat u ze onverkort moet blijven toepassen. De Generieke Gids en aanvullende sectorgidsen of -protocollen kunnen u daarbij helpen. En op de voorlaatste dag van het voorbije jaar werd eindelijk een basis gecreëerd om in de toekomst in geval van een epidemie of pandemie specifieke preventiemaatregelen op te leggen aan ondernemingen en instellingen.
Het sociaal strafrecht werd uitgebreid met een nieuw delict, vooral gecreëerd om een effectief toezicht op de naleving van de preventiemaatregelen binnen de bedrijven mogelijk te maken. Er kwam één nieuwe code bij in de lijst met beroepsziekten. Wat de erkenning van Covid-19 als arbeidsongeval betreft is het wachten op het standpunt van de rechtspraak.
Auteur: Chris Persyn – Cautius.be
Gepubliceerd op 05-01-2021 bij www.Sentral.be
Foto: Waldemar Brandt