Auteur(s): Annick Alders – Cautius
In de sterk gemediatiseerde zaak De Pauw besliste de correctionele rechtbank in Mechelen op 11 februari 2021 dat het dossier van de PAPS van de VRT verzegeld blijft. De kamer van inbeschuldigingstelling boog zich in mei 2019 al een eerste keer over dezelfde vraag tot ontzegeling, maar ook toen vingen de raadslieden van de heer De Pauw bot.
Waarover gaat het?
Zonder persoonlijk standpunt in te nemen in deze zaak, die in detail overigens alleen aan de partijen bekend is, lijkt het er volgens verschillende persberichten op dat bij een huiszoeking bij de VRT in 2017 beslag werd gelegd op het individueel dossier van de PAPS bij wie enkele verzoeksters hadden aangeklopt naar aanleiding van grensoverschrijdend gedrag. Wat er juist in het dossier steekt weet per definitie enkel de PAPS. Het zou minstens gaan om de oorspronkelijke verklaringen van de verzoeksters en de persoonlijke nota’s van de PAPS.
Beslag en verzegeling
Hoewel de onderzoeksrechter het dossier in beslag nam, werd het verzegeld en dus ontoegankelijk gemaakt. De onderzoeksrechter moet dan wel de waarheid à charge en à decharge zoeken, hij is daarbij wel gehouden tot respect voor het beroepsgeheim van de PAPS. Door het dossier verzegeld in beslag te nemen zorgt hij ervoor dat het niet verdwijnt en toch deel uitmaakt van het strafdossier, zonder dat de partijen er evenwel inzage van kunnen nemen.
Het is dan aan de onderzoeksgerechten om het verloop van het onderzoek en dus ook de inbeslagname te controleren en te bepalen of het onderzoek volledig is. Als deze instanties het verzegelde stuk niet uit het strafdossier doen verwijderen of ontzegeling bevelen, dan is het uiteindelijk aan de rechter te gronde, met name de correctionele rechtbank om te bepalen of er inzage van mag genomen worden.
Klaarblijkelijk bepaalden beide instanties dat inzage niet nodig is voor het eerlijk verloop van het strafproces, dat het onderzoek en het strafdossier volledig zijn, en dat wat (zichtbaar) in het dossier zit voldoende is om een oordeel te kunnen vellen. In se vergt deze beslissing een onderzoek naar de wettigheid van bewijsmateriaal en een afweging tussen het recht op verdediging en de plicht tot geheimhouding.
Opsteker voor het welzijnsrecht
Hoewel de rechtbank klaarblijkelijk verwees naar de eerdere uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling, is de uitspraak een opsteker voor het welzijnsrecht. Het beroepsgeheim raakt de openbare orde. Het bestaat niet in het belang van de partijen, maar vormt een pijler van onze maatschappij. Het beroepsgeheim dient een specifiek doel binnen de rechtsorde, met name doeltreffende en systematische welzijnspreventie mogelijk en levensvatbaar maken. Het behoud van de vertrouwelijkheid is daarvoor fundamenteel.
Bescherming van persoonsgegevens
In de heisa over het beroepsgeheim zouden we nog vergeten dat er ook een strenge regeling is met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, de zogenaamde GDPR. Hoewel de GDPR in principe het recht geeft aan elke betrokkene om te weten wat er verwerkt wordt over hem en toegang tot inzage in deze gegevens geeft, bepaalt de welzijnswet uitdrukkelijk dat dit niet geldt voor persoonsgegevens die zijn opgenomen in de notities van de PAPS en in de verklaringen van de personen die werden gehoord door de PAPS (art. 32 septiesdecies Welzijnswet). Laten dat nu net de documenten zijn die de raadslieden van de heer De Pauw willen inzien.
Het nu door de bodemrechter ingenomen standpunt ligt dan wel in lijn met dat van de onderzoeksgerechten, definitief is het nog niet. Er kan met name nog hoger beroep aangetekend worden. Ook dit is een basisrecht in onze rechtsorde.
Zie ook ons vorig artikel: Beroepsgeheim van de PAPS bij psychosociale risico’s. Tussen recht en plicht, een (onmogelijk) evenwicht.
Ook gepubliceerd op www.senTRAL.be
Foto: Toyamakanna