Auteur: Chris Persyn
Dat bedrijven er toe gehouden zijn passende preventiemaatregelen te nemen om het welzijn van hun werknemers te vrijwaren weten we al lang. Al even lang geldt de regel dat een sociaal inspecteur bevoegd is om dergelijke maatregelen ook effectief voor te schrijven. De COVID-regels voor bedrijven mogen dan al om de haverklap worden bijgesteld, de verplichting om een beroep te doen op telethuiswerk vormt een constante. Wat gebeurt er nu wanneer een sociaal inspecteur een werkgever verplicht om bij wijze van passende preventiemaatregel een groot deel van zijn personeel naar huis te sturen om van daaruit te werken? Een recent vonnis van de Voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Gent geeft een antwoord op deze pertinente vraag.
De feiten
Op 22 februari 2021 voeren inspecteurs van TWW en RVA een controle uit op het hoofdkantoor van een ziekenfonds. Zij treffen er een groot deel aan van de 160 werknemers aan, beschouwen dit als een inbreuk op de Covid-regels en verplichten de werkgever om nog dezelfde dag een nieuw aangepast werkschema door te sturen, waarin zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van telethuiswerk. Via e-mail stelt de werkgever voor om dit voortaan toe te passen voor 32 personeelsleden. De inspecteur van TWW verwerpt dit en maakt een uur later een bevel over om minstens 71 van de 160 werknemers te verplichten tot telethuiswerk, dit met onmiddellijke ingang. Tegen dit bevel tekent de werkgever beroep aan.
Het recht
Dik gezaaid zijn ze (nog) niet, rechterlijke uitspraken over maatregelen die door inspecteurs werden opgelegd aan bedrijven. Al helemaal niet wanneer het over de maatregelen gaat, genomen ter bestrijding van de COVID-pandemie.
De mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen een maatregel, genomen door een sociaal inspecteur, wordt niet geregeld in het Sociaal Strafwetboek. Men vindt ze in artikel 2 van de erg korte wet van 2 juni 2010 ‘houdende bepalingen van het sociaal strafrecht’. Eenieder die van oordeel is dat zijn rechten geschaad worden door een dergelijke maatregel, kan hiertegen beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank. De procedure verloopt zoals in kort geding, maar is eigenlijk een bodemprocedure. Concreet betekent dit dat het allemaal vrij snel kan verlopen, maar de voorzitter niet enkel de bevoegdheid heeft om controle uit te oefenen over de wettelijkheid van de maatregelen, maar eveneens over de wenselijkheid ervan.
Over de COVID-maatregelen voor bedrijven en de strafbaarstelling ervan hadden we het eerder al. Ze worden, net als de generieke maatregelen voor de hele bevolking, uitgevaardigd bij ministerieel besluit. De strafbaarstelling ervan vergde wat legistieke acrobatie. Een wet verplicht de naleving van de bij ministerieel besluit aan bedrijven opgelegde maatregelen, en in het Sociaal Strafwetboek wordt de overtreding ervan strafbaar gesteld. Die strafbaarstelling was overigens geen doel op zich: in essentie beoogde men op die manier toezicht op naleving ervan door de sociaal inspecteurs mogelijk te maken
Het standpunt van de inspectie
Telethuiswerk is verplicht bij alle ondernemingen, verenigingen en diensten voor alle personeelsleden, tenzij dit onmogelijk is omwille van de aard van de functie of de continuïteit van de bedrijfsvoering, de activiteiten of de dienstverlening. De werknemers die werden aangetroffen op het tijdstip van de controle verichtten allemaal computerwerk en er werd niet verantwoord waarom dit niet van thuis kon gebeuren.
Het standpunt van de werkgever
Het ministerieel besluit waarop de beslissing steunt is onwettig en kan dus niet als basis dienen voor een bevel. Dat laatste houdt ook geen rekening met de specifieke taken en de maatschappelijke opdracht van een ziekenfonds. Dit weet zich permanent geconfronteerd met strikt vertrouwelijke medische gegevens en richt zich in belangrijke mate op mensen in een kwetsbare situatie. Een bevelschrift waarin 71 van de 160 werknemers permanent thuis moeten werken komt in die context neer op een bedrijfssluiting.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank verwerpt uitdrukkelijk de stelling als zou het ministerieel besluit dat telethuiswerk oplegt onwettelijk zijn. Er liggen weliswaar enkele vonnissen voor die daartoe besluiten (en die heel wat aandacht kregen in de reguliere media), maar het gaat hier om een minderheidsopvatting. Zowel de Raad van State als tal van andere rechtbanken hebben de legaliteit van de maatregelen aanvaard en de Arbeidsrechtbank te Gent sluit zich daarbij aan. Eén van de argumenten daarbij is de strafbaarstelling van de maatregelen door het KB nr. 37 van 24 juni 2020, op zijn beurt bekrachtigd door de wet van 24 december 2020. De verplichting inzake telethuiswerk werd met andere woorden ‘bekrachtigd in een wetskrachtig KB dat op zijn beurt werd bekrachtigd bij wet’.
Een andere vraag is of de door TWW opgelegde maatregel wel spoort met de bepaling van het ministerieel besluit zelf. Telethuiswerk is inderdaad de norm, maar het mag de continuïteit van de bedrijfsvoering niet in het gedrang brengen. Specifiek voor een ziekenfonds zou dat laatste het geval zijn mocht men effectief 71 van de 160 werknemers permanent thuis moeten laten werken. Dit zou niet enkel de uitoefening van de maatschappelijke opdracht van het ziekfonds onmogelijk maken. Het zou ook problemen opleveren inzake het eerbiedigen van het medisch geheim en bovendien een te belangrijke bijkomende informatica-investering vergen, waarvan de implementatie sowieso een zekere duurtijd vergt. De rechtbank beslist dan ook de bestreden maatregel gedeeltelijk op de heffen. Vanaf de datum van de uitspraak en zo lang het telethuiswerk verplicht blijft, maximaal 40 van de door de inspectie geviseerde 70 werknemers gelijktijdig te laten werken op haar hoofdkantoor.
Een korte conclusie
Een salomonsoordeel met andere woorden, waarin duidelijk rekening wordt gehouden met de vrij specifieke context van een ziekenfonds. Maar ook goed onderbouwd en wat een aantal punten betreft zondermeer relevant voor werkgevers uit alle sectoren. Actueel aanvaardt zeker in Vlaanderen een meerderheid van de rechters de legaliteit van de ten aanzien van bedrijven genomen maatregelen. Die maatregelen zijn evenwel niet absoluut en bij de concrete toepassing ervan dient het criterium dat ‘de bedrijfsvoering niet in het gedrang mag worden gebracht’ met redelijkheid worden toegepast.
Bron: Vz. Arbrb. Gent, afd. Gent 22 april 2021, nr. 21/182/A, inmiddels definitief
Ook gepbuliceerd op www.senTRAL.be
Foto: Alex Kotliarskyi