Auteur: Chris Persyn
Contractors, uitzendkrachten, leveranciers. Het aantal situaties waarin buitenstaanders actief aanwezig zijn in de onderneming neemt toe. Dat brengt specifieke risico’s met zich mee, zowel op organisatorisch als op juridisch vlak en het vergt bijzondere aandacht op het terrein van de preventie.
Derden in de Welzijnswet: wie en wat?
Principieel vindt de Welzijnswet enkel toepassing op de werkgevers en hun werknemers. Er zijn weliswaar enkele categorieën die ermee worden gelijkgesteld, maar in essentie gaat het daarbij telkens om arbeid die wordt verricht in ondergeschikt verband. Dat laatste is niet noodzakelijk het geval in een aantal situaties waarin buitenstaanders of, correcter uitgedrukt derden, actief worden in een onderneming. Specifiek in deze situaties legt de Welzijnswet een aantal regels op aan alle daarbij betrokken partijen, daargelaten de vraag of zij al dan niet werkgever of werknemer zijn.De wet onderscheidt daarbij in essentie vier verschillende situaties, die als het ware vier gradaties vormen waarbij met derden wordt gewerkt:
1)tewerkstelling op eenzelfde arbeidsplaats of op aanpalende of naburige arbeidsplaatsen(i) ;
2)werkzaamheden uitgevoerd door ondernemingen van buitenaf(ii) ;
3)werkzaamheden uitgevoerd door uitzendkrachten(iii) ;
4)tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (TMB)(iv) .
Voor elk van deze vier situaties legt de Welzijnswet specifieke regels vast en precies omdat het hier gaat om gradaties, zijn die nooit gelijktijdig van toepassing. Het komt er dus in eerste instantie op aan te detecteren onder welk type een concrete situatie valt, om vervolgens de respectievelijke verplichtingen van de betrokken partijen te kunnen duiden. De specifieke regels die gelden bij het inzetten van uitzendkrachten en de complexe regelgeving inzake TMB laten we in deze bijdrage buiten beschouwing. Zij vergen een afzonderlijke bespreking, die er komt in een van onze volgende bijdragen.Wat courant omschreven wordt als ‘werken met derden’ vinden we strikt genomen enkel terug in de tweede categorie, waarbij ondernemingen van buitenaf werken komen uitvoeren in de inrichting van een werkgever. Omdat de grens met de eerste categorie soms erg dun blijkt en de verplichtingen in beide situaties bovendien enkele gelijkenissen vertonen, besteden we ook daaraan enige aandacht in deze bijdrage. Beide combineren alvast één groot voordeel: alle regels liggen vast in de Welzijnswet zelf, ver hoef je ze dus niet te zoeken.
Werken met derden in de Welzijnswet: wanneer?
De regels inzake het eigenlijke werken met derden vinden toepassing zodra een aannemer in de inrichting van een werkgever werkzaamheden uitvoert voor diens rekening of met diens toestemming, op grond van een met die werkgever gesloten overeenkomst. Ze gelden onverkort ten aanzien van eventuele onderaannemers van diezelfde aannemer.De regelgeving start met het definiëren van de betrokken actoren(v) . Onder ‘werkgever’ wordt binnen deze context eigenlijk de opdrachtgever van de werken begrepen. De regels vinden toepassing zodra in zijn ‘inrichting’ werkzaamheden worden uitgevoerd. Daarmee beoogt men de geografisch afgebakende plaats die deel uitmaakt van een onderneming of instelling, die onder de verantwoordelijkheid van de werkgever valt die er bovendien zelf ook werknemers tewerkstelt. Installaties uitgebaat door de werkgever worden daarmee gelijkgesteld. Onder ‘aannemer’ verstaat men in deze context de werkgever of zelfstandige van buitenaf die in de inrichting van de werkgever, voor diens rekening of met diens toestemming, werkzaamheden verricht conform een met hem gesloten overeenkomst. ‘Onderaannemers’ ten slotte worden gelijklopend gedefinieerd, zij het dat zij dan contracteren met een aannemer of een andere onderaannemer.Elk element uit deze in de wet omschreven definities is belangrijk. Zo zullen de regels van dit hoofdstuk bijvoorbeeld geen toepassing vinden wanneer de aan een aannemer toevertrouwde werken worden uitgevoerd buiten de ‘inrichting’ van de onderneming of haar installaties. Zodra we ons binnen die inrichting bevinden, gelden die regels dan weer voor elk type van werkzaamheden, uitgevoerd op basis van een contract. Ze blijven dus niet beperkt tot het klassieke contractorwerk, maar gelden bijvoorbeeld ook bij leveringen of afhaling binnen die inrichting en al evenzeer voor daar op basis van een overeenkomst geleverde intellectuele prestaties.
Werken met derden in de Welzijnswet: verplichtingen van de opdrachtgever
Het gros van de verplichtingen die voortspruiten uit de regelgeving, wordt opgelegd aan de werkgever in wiens inrichting de werken worden uitgevoerd. De opdrachtgever met andere woorden.Formeel is de belangrijkste daarvan het sluiten van een overeenkomst, waarin bovendien minstens de drie volgende bedingen moeten opgenomen(vi) :(1)De aannemer moet zich ertoe verbinden de verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers, eigen aan de inrichting waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, na te leven en te doen naleven door zijn onderaannemers.(2)Indien de aannemer deze regels niet of gebrekkig naleeft, kan de opdrachtgever dat zelf doen, op kosten van de aannemer.(3)Wanneer de aannemer een beroep doet op een onderaannemer, moet hij hem dezelfde verplichtingen opleggen en hem ook verplichten dat te doen tegenover zijn eventuele onderaannemers.
Inhoudelijk is de lijst met verplichtingen voor de opdrachtgever nog iets langer
(1)De opdrachtgever moet de aannemer informeren over risico’s en maatregelen binnen zijn onderneming, voor de welzijnsreglementering in het algemeen als wat eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie betreft in het bijzonder(vii) .(2)Hij moet ook controleren of de werknemers van de aannemer die zijn inrichting binnenkomen de passende opleiding en instructies, eigen aan zijn bedrijfsactiviteit hebben ontvangen.(3)Het is de opdrachtgever die moet instaan voor het onthaal van de werknemers van de aannemer, al kan hij dat delegeren aan een lid van zijn hiërarchische lijn.(4)Ook het eventueel coördineren van en samenwerken tussen aannemers en onderaannemers is een taak van de opdrachtgever, althans op het terrein van de uitvoering van de maatregelen inzake welzijn op het werk.(5)Generiek is er ook de uitdrukkelijke verplichting ervoor te zorgen dat aannemers de welzijnsverplichtingen naleven, eigen aan de inrichting.(6)En finaal, na ingebrekestelling van de aannemer weliswaar, onverwijld zelf de nodige maatregelen nemen in verband met het welzijn van de werknemers, eigen aan de inrichting, indien de aannemer zijn verplichtingen niet of niet volledig naleeft.Vrij omstandig dus, maar alsof dat nog niet volstaat, geldt voor de opdrachtgever ook nog een catch all-verplichting. Hij moet elke aannemer weren waarvan hij kan weten of vaststelt dat die de welzijnsverplichtingen niet naleeft.
Werken met derden in de Welzijnswet: verplichtingen van de (onder)aannemer
Ook aan (onder)aannemers wordt een aantal specifieke verplichtingen opgelegd, al blijven die een stuk beperkter. Zij moeten concreet(viii) :
(1)de welzijnsverplichtingen, eigen aan de inrichting, naleven en doen naleven;
(2)de informatie die zij kregen van de opdrachtgever, doorgeven aan hun werknemers en onderaannemers;
(3)zelf de nodige informatie verstrekken over de risico’s, eigen aan hun werkzaamheden;
(4)meewerken aan coördinatie en samenwerking.
De Welzijnswet laat bovendien expliciet toe dat een aannemer of onderaannemer zijn verplichtingen contractueel doorschuift naar de opdrachtgever.(ix) De omgekeerde weg vinden we niet terug in de wet en wordt dan ook uitgesloten.
Werken met derden in de rechtspraak
Strafvervolging wordt noodzakelijk gekoppeld aan de miskenning van een concrete bepaling uit de welzijnswetgeving. Erg ver moet die binnen de context van werken met derden niet worden gezocht en zowat elk van de hiervoor omschreven verplichtingen gaf al aanleiding tot het vervolgen en veroordelen van zowel opdrachtgevers als aannemers en onderaannemers.
Rechtspraak: toepassingsgebied ‘werken met derden’
De specifieke verplichtingen bij werken met derden vormen vanuit juridisch oogpunt uitzonderingsbepalingen. Zij gelden dan ook enkel wanneer effectief aan alle toepassingsvoorwaarden is voldaan en dat moet een rechtbank dus eerst en vooral vaststellen.Bij het aanleveren van houtsnippers aan een bedrijf in vloerbedekkingen loopt het mis. De snippers worden aangevoerd per binnenschip en het lossen van het schip gebeurt door een aannemer en een onderaannemer, terwijl ook nog de zelfstandige binnenschipper aanwezig is. Wanneer die laatste het schoonmaken van het ruim al start tijdens het uitvoeren van de loswerkzaamheden wordt hij geraakt door de grijper van de overslagmachine en komt om het leven. Er volgt strafvervolging van de opdrachtgever, de aannemer en de onderaannemer, telkens wegens inbreuk op de regels inzake werken met derden. Hoewel de samenwerking al twee jaar liep, kon geen geschreven overeenkomst worden voorgelegd en ontbraken dus ook de minimumbedingen. Er was geen sprake van informatie-uitwisseling of schriftelijke instructies, er werd gewerkt zonder enige vorm van werkvoorbereiding en elke coördinatie ontbrak. De rechtbank kwam evenwel tot de vaststelling dat hier geen toepassing kon worden gemaakt van de regels ‘werken met derden’. De feiten deden zich immers voor aan een kade, die werd uitgebaat door een andere vennootschap en dus niet in de inrichting van de opdrachtgever. Dat deze laatste voor het gebruik van de kade een losvergoeding betaalde, doet daaraan geen afbreuk, net zomin als het gegeven dat het al eens gebeurde dat zijn aankoopverantwoordelijke een kijkje kwam nemen tijdens het lossen van een schip.(x) In een andere case komt een werknemer van een schoonmaakfirma om het leven na een zware val in een winkelcentrum. Met een door hem geleide equipe staat hij in voor het schoonmaken van onder meer de roltrappen en de panoramische liften in het winkelcentrum. Dat gebeurt maandelijks tijdens de normale openingstijden van het centrum, maar twee keer per jaar ook op zondag, wanneer het centrum gesloten is en geen andere mensen aanwezig zijn. Op dat ogenblik gebeurt een ‘grote reiniging’, waarbij ook de spiegels aan de onderkant van de liftkooien worden schoongemaakt. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een schaarlift. Omdat op zondag geen leden van de security aanwezig zijn, krijgen de werknemers ook geen toegang tot de schachtput en kunnen zij de lift niet blokkeren. Om te vermijden dat de lift tijdens de werkzaamheden zou dalen wordt een van de werknemers tussen de open deuren ervan geposteerd. Door een misverstand zet hij evenwel een stap terug, waarop de liftdeuren dichtgaan, de lift daalt en tegen de kooi van de schaarlift terechtkomt. Die breekt af, de werknemer valt 13,5 meter naar beneden en overleeft de val niet.Zowel het schoonmaakbedrijf als de eigenaar van het winkelcentrum worden gedagvaard voor de correctionele rechtbank. De eerste onder meer op grond van het ontbreken van een specifieke risicoanalyse, het niet nemen van preventiemaatregelen en het niet geven van passende instructies. De tweede, het winkelcentrum, wegens het nalaten van samenwerking met verschillende ondernemingen die op dezelfde arbeidsplaats aanwezig zijn en het niet verstrekken van de nodige informatie aan deze ondernemingen. Niet meteen inbreuken op de regels inzake werken met derden dus, maar een toepassing van de bepalingen over werken op eenzelfde arbeidsplaats of op aanpalende of naburige arbeidsplaatsen. Expliciet wordt dat in het vonnis niet gezegd, maar het motief om voor deze kwalificatie te kiezen, lag allicht in het gegeven dat het winkelcentrum op zondag zelf geen werknemers tewerkstelde. De inbreuken op deze ‘lagere’ gradatie aan regels leidde tot een veroordeling van het winkelcentrum, dat een boete opgelegd kreeg van 120 000,00 EUR.(xi) Geen discussie over de regels ‘werken met derden’ was er in een dossier waarin een transporteur instond voor het leveren van een lading aardappelen aan een distributieketen. Bij het lossen aan een van de laadkaaien van het distributiebedrijf maakt de chauffeur gebruik van een elektrische transpallet, eigendom van het distributiebedrijf. Daarbij komt hij met zijn voet vast te zitten tussen de transpallet en de klep van de laadkaai. Zowel het distributiebedrijf als de transportfirma worden vervolgd en schuldig verklaard, onder meer wegens het miskennen van de regels inzake werken met derden. Zeer concreet wordt hen verweten onvoldoende informatie te hebben uitgewisseld en het opleidingsniveau van de chauffeur niet te hebben gecheckt.(xii)
Rechtspraak: concrete verplichtingen bij werken met derden
Talrijk zijn de dossiers waarin zich in het kader van contractorarbeid een ernstig arbeidsongeval voordoet en dat vervolgens aanleiding geeft tot strafvervolging. Zeer vaak wordt daarbij zowel de opdrachtgever als de aannemer en eventueel de onderaannemer geviseerd, al dan niet samen met hun leidinggevenden.Vrij typisch in dit verband was een dossier waarin een varkensslachthuis voor het verwerken van de karkassen een beroep doet op een contractor. Die zorgt voor de nodige versnijders en een van de door hen uit te voeren taken is het doormidden zagen van het karkas, onmiddellijk gevolgd door het lossnijden van de ingewanden. De eerste deeltaak gebeurt door middel van een elektrische zaag, opgehangen aan een hydraulisch systeem. Daarop volgt het lossnijden met een mes, opgeborgen in een koker achter aan de riem van de versnijder. Beide handelingen moeten successief worden uitgevoerd en principieel moet de eerste beweging worden uitgevoerd met beide handen. De aanvoer van de karkassen gebeurt evenwel met constant tempo en een werknemer van de contractor houdt bij het uitvoeren van de eerste beweging alvast ook zijn mes in de hand. Daarbij snijdt hij zich in de linkervoorarm en omdat hij evenmin veiligheidshandschoenen draagt geeft dat aanleiding tot een zwaar peesletsel. Zowel het slachthuis als de contractor wordt naar aanleiding van dit ongeval vervolgd, samen met telkens een leidinggevende. Hen worden inbreuken verweten op de regelgeving inzake werken met derden. Onvoldoende informatie-uitwisseling, maar evenzeer het niet checken van de informatiedoorstroming naar de werknemers van de contractor en het niet waken over de effectieve naleving van de veiligheidsinstructies.(xiii) Een staalbedrijf doet voor het periodieke onderhoud van zijn koudwalsafdeling een beroep op een contractor. Dia laatste stelt op de site van het staalbedrijf evenwel slechts drie personen te werk, die op hun beurt de instructies doorgeven aan de ploegbazen van een onderaannemer, wiens arbeiders de facto de onderhoudstaken uitvoeren. Een van die taken bestaat uit het bijvullen van de olie in het circuit van de lagers van elke koudwals, volgens een vaste planning. Vanzelfsprekend blijkt dat niet: om het circuit effectief te kunnen bereiken, moet de veiligheidskoppeling in een welbepaalde positie staan. Bovendien is elke wals ook uitgerust met een tweede oliecircuit, dat onder hoge druk staat. Op 24 februari 2016 blijkt dat niet het geval te zijn, zodat het bijvullen op dat ogenblik niet lukt. Er komt overleg, maar het resultaat daarvan bereikt blijkbaar de betrokken medewerkers van de subcontractor niet. Op 16 maart 2016 wordt een nieuwe poging ondernomen, maar opnieuw blijken de vulopeningen niet correct gepositioneerd. Een van de werknemers van de subcontractor probeert toch een afdrukvijs te openen met een tang, maar raakt daarbij de nippel van de hogedrukleiding. Daardoor spuit de olie uit de veiligheidskoppeling en raakt hem in het gezicht. De veiligheidsbril die hij draagt wordt weggeslingerd, de olie komt terecht in zijn beide ogen en hij verlies permanent het zicht.Ook deze feiten leiden tot strafvervolging wegens miskenning van de basisregels inzake werken met derden. Bij die vervolging richt het openbaar ministerie zich tegen zowel het staalbedrijf als de subcontractor, vreemd genoeg niet tegen de hoofdcontractor. De vervolging van het staalbedrijf steunt volledig op de regelgeving inzake werken met derden. Concreet wordt het bedrijf het verwijt gemaakt onvoldoende informatie te hebben laten doorstromen en zich er bovendien niet van te hebben vergewist of de werknemers van de subcontractor wel een passende opleiding en instructies hadden ontvangen. De subcontractor wordt veroordeeld tot een geldboete van 30 000,00 EUR, het staalbedrijf tot 18 000,00 EUR.(xiv)
(i) | Hoofdstuk III Welzijnswet. |
(ii) | Hoofdstuk IV Welzijnswet. |
(iii) | Hoofdstuk IV, afdeling 2 Welzijnswet en Boek X, Titel 2 Codex. |
(iv) | Hoofdstuk V Welzijnswet en KB 25 januari 2001. |
(v) | Art. 8 Welzijnswet. |
(vi) | Art. 9, § 2 Welzijnswet. |
(vii) | Art. 9, § 1 en § 2, 3° Welzijnswet. |
(viii) | Art. 10 Welzijnswet. |
(ix) | Art. 11 Welzijnswet. |
(x) | Corr. Kortrijk 16 mei 2011, nr. 11/1065. |
(xi) | Corr. Oost-Vlaanderen 3 november 2021, nr. 2021/3660. |
(xii) | Gent 2 mei 2019, C/494/2019. |
(xiii) | Corr. Dendermonde, 26 april 2019, nr. 1268/2019, grotendeels bevestigd door Gent 7 mei 2020, C/592/2020. |
(xiv) | Corr. Gent, 3 oktober 2018, nr. 2018/2678, grotendeels bevestigd door Gent 20 februari 2020, C/241/2020 |
Ook gepubiceerd op www.senTRAL.be