Auteur(s): Annick Alders- Cautius
Uiterlijk op 1 januari 2023 moet elke onderneming met minstens 20 werknemers in de privé-sector schriftelijk de inhoud en modaliteiten vastleggen van een heus deconnectiebeleid. De zogenaamde Arbeidsdeal, intussen in een wettekst[1] omgezet, schakelt hiermee en versnelling hoger in het bewaken van het welzijn van de werknemers. Voor- en tegenstanders van de wet bekampen elkaar op het spectrum van paternalistische betutteling tot broodnodige bescherming. Weg van dit debat ligt de onderliggende vraag naar de gevolgen van permanente connectie. Zoals steeds past hierbij vooral nuance.
Permanent ‘aan’ staan
2.617 keer. Zoveel raken we onze Smartphone dagelijks minstens aan[2]. 188 minuten zijn we er vervolgens mee in de weer, ook na onze werkuren. Tal van bordjes moeten dan ook in de lucht blijven: e-mail, een nieuwe update van het bedrijfsplatform, Teamschatgroepen, Zoomsessies en Whatsapp, maar ook Facebook, verschillende nieuwsapps, Linkedin, Twitter, Messenger, Instagram en voor de jongste generatie intussen ook Tiktok. Om nog maar te zwijgen van de meest lucratieve aanbiedingen van shoppingplatformen die nu-nu-nu om onze aandacht smeken. In deze digitale tsunami zouden we bijna vergeten dat we daarnaast ook nog gewoon telefoneren, vergaderen en ‘live’ gesprekken voeren.
“Zes op de tien werknemers behandelt na de werkuren e-mails van het werk. Bij telewerkers loopt dit op tot negen op de tien.”
Deze hyper-connectiviteit stelt ons in staat om permanent contact te houden met de ander, met ons werk en zoveel mogelijk informatie. Dat we daarbij de homo digitalis in onszelf moeilijk het zwijgen kunnen opleggen, blijkt uit het feit dat maar liefst 87% van de smartphonegebruikers zichzelf grenzen probeert op te leggen[3], maar hier klaarblijkelijk niet bijster in slaagt. Het gebruik van onze Smartphone lag immers nog nooit zo hoog. Zes op de tien werknemers behandelt na de werkuren e-mails van het werk[4] . Bij telewerkers loopt dit op tot negen op de tien.
Vergif, medicijn of beiden?
Dit permanente ‘aan’ staan brengt autonomie, flexibiliteit en sociale verbondenheid. We kunnen immers werken wanneer en waar we willen, zodat we werk en privé kunnen combineren, het gaat snel en het brengt op het eerste zicht rust. Geen wonder dat weinig werknemers overwegen de smartphone aan de kant te laten en zich volledig af te schakelen van het werk. Toch brengt hyperconnectie niet alleen rozengeur en maneschijn. Ze wordt veelal duur betaald in de vorm van (techno)stress, verminderde efficiëntie en paradoxaal genoeg een verlies van autonomie.
Privé wordt werk wordt privé
Tijd- en plaatsonafhankelijk werken brengt ons onmiskenbaar flexibiliteit en autonomie. We kunnen thuis werken, op het werk privé-zaken afhandelen en verloren momenten opvullen met kennisgaring of digitale communicatie. Op het toilet, op restaurant of tijdens een slapeloze nacht. Tussen ons en de wereld ligt maar één vingerbeweging.
We kunnen makkelijk en snel switchen van sfeer, maar ook van rol. Eens de laptop open, kan het werk mee plaatsnemen aan de keukentafel of het vakantieterras. Eén melding op de smartphone doet moeder of echtgenote omslaan in manager, zonder een halve dossierkast te moeten verhuizen tussen werk en huis. Of urenlang overwerk te leveren op kantoor.
“De totale werktijd neemt toe ten nadele van de privétijd en niet omgekeerd.“
Constante connectie lijkt ook snelheid te genereren. Voortdurend de voortgang van het werk kunnen checken door e-mails op te volgen en te beantwoorden, versnelt ook het beslissingsproces en de workflow. Asynchrone e-mails worden op die manier als het ware real time synchrone communicatietools, waarbij de tijd tussen vraag en antwoord zo kort mogelijk wordt gehouden. Zolang de gebruiker het gevoel houdt zélf te kunnen beslissen wanneer en waar hij de mails beantwoordt, brengt deze relatieve controle een vorm van gemoedsrust
Toch houdt het gemak van de verbinding gelijke tred met de kans dat we thuis bezig zijn met ons werk, al dan niet op eigen initiatief. De balans eindigt in de praktijk veelal negatief, in die zin dat de totale werktijd toeneemt ten nadele van de privétijd en niet omgekeerd.
Dit valt te verklaren door de zogenaamde autonomieparadox. De oorspronkelijk ervaren vrijheid om te werken wanneer en waar men wil, wordt ingeperkt door de verwachtingen die dit schept. Collega’s die mails versturen buiten de werkuren creëren zo een verwachtingspatroon over versnelde responstijd en grotere beschikbaarheid. Mogen slaat dan al snel om in moeten.
Deze parardox werkt nog krachtiger in een competitieve werkomgeving of bij autoritair leiderschap. Een veeleisende baas wordt een meereisende baas.
Als de grens tussen werk en privé eerder een gatenkaas blijkt, delen ook de gezinsleden in de brokken. Voortdurend bestaat immers de kans dat de persoon in kwestie dan zelf wel rust vindt door telefoons of mails te beantwoorden in de privétijd, maar dat zijn naasten daarvan de negatieve consequenties dragen in de zin dat elke gezinsactiviteit potentieel verstoord of doorkruist kan worden door werk.
(Techno)stress
Op het eind van het weekend of ’s avond laat de e-mailstroom te lijf gaan, zorgt in eerste instantie voor minder stress en werkdruk de volgende dag. Een lege (de facto: minder volle), mailbox zorgt voor rust aan het begin van de dag. Al lijkt deze rust wel erg relatief omdat elke verstuurde e-mail in se een uitnodiging vormt tot het ontvangen een nieuwe e-mail.
Nog relatiever wordt het als de bereikbaarheid de nodige psychologische afstand tot het werk en aldus recuperatiekansen verkleint. Hoewel deze herstelnood sterk individueel bepaald wordt, onder meer door persoonlijkheidskenmerken en context, moet er wel degelijk aan voldaan worden. Gebeurt dit niet, dan neemt zienderogen de capaciteit om om te gaan met werkdruk af. Als de werknemer immers het gevoel krijgt dat de privé-tijd, aandacht en middelen die hij investeert in werktaken niet voldoende oplevert in de vorm van betrokkenheid, controle en rust, ontstaat werkstress. Houdt deze stress te lang aan en wordt hij semi-permanent, dan begeven we ons op het trage, maar zekere pad naar complete uitputting
Daarnaast induceert het gebruik van diverse digitale communicatietools ook zogenaamde ‘technostress’. Bij de invoering ervan moeten we ons de technologie eigen maken, we moeten de manier van communiceren aanpassen aan het medium en dit steeds sneller. Daarnaast wordt onze ergernis niet zelden gewekt door viruswaarschuwingen, vergeten paswoorden, dwingende updateverzoeken en – de hemel verhoede ons – niet (juist) opgeslagen bestanden.
Efficiëntieverlies
Permanent schakelen tussen mail, whatsapp, pop-up, pushbericht en Teamschat, lijkt actueel geen talent meer, maar een basisvereiste voor elke breinwerker. Toch maakt onze breinstructuur dit absoluut onmogelijk. In plaats van tegelijk, handelen we de verschillende taken, mails, tweets, gesprekken en dossiers niet samen, maar successief af. Een paar minuutjes hier, een kwartier daar.
Het is vrij evident dat we al multitaskend en weinig uitgerust niet in staat zijn tot grote persoonlijke efficiëntie. Meer nog, eens de connectiviteit een bepaald niveau overschrijdt, neemt de emotionele uitputting, jobperformantie en persoonlijke efficiëntie snel en zeker af, toonde een interessante internationale studie onlangs aan.[5]
Segmentatie en integratie
Toch blijkt een harde afschakeling van elke digitale connectie niet de oplossing. De grens waarop connectiviteit niet langer leidt tot verhoogde efficiëntie ligt voor elke werknemer elders. Waar de integrator het plezierig vindt om werk en privé in elkaar te laten overlopen, vindt de segmentator dit eerder vervelend. De eerste vindt niet kunnen connecteren enerverend terwijl de ander het omgekeerde ervaart.
Of de gevolgen van permanente connectie negatief zijn valt dus hoogstens een individueel te bepalen, hoewel op collectief de vlak de balans toch eerder negatief dreigt uit te draaien in de vorm van (techno)stress, efficiëntieverlies en emotionele uitputting. Individuele persoonskenmerken en context blijken bepalende factoren. Toch betekent dit niet dat de verantwoordelijkheid om op tijd en stond af te schakelen louter bij de individuele werknemer ligt. Als de ondernemingscultuur connectiviteit stimuleert en onderlinge competitiviteit een beloningscultuur creëert voor wie het langst en meest bereikbaar blijft, zal een individuele timemanagementcursus weinig zoden aan de dijk zetten. Een globale aanpak, in woord en daad vooruit gestuwd door de bedrijfsleiding, daar ligt de heilige graal.
[1] Wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen, B.S. 10 november 2022
[2] Imec.Digimeter 2021. Digitale trends in Vlaanderen
[3] Digimeter 2021. Digitale trends in Vlaanderen
[4] Werkbaarheidsmonitor 2019
[5] Ren, S., Ju,J, Tang.G, en Chadee, D. Digital connectivity for work after hours: its curvilinear relationship with employee job performance. Personnel Psychology. 2022; 1-27