Auteur: Chris Persyn
De regels omtrent veilig werken liggen formeel vast in de Welzijnswet[1] en zijn uitvoeringbesluiten. Specifiek voor de bouwsector gaat het om hoofdstuk V van de Welzijnswet en het uitvoeringbesluit van 25 januari 2001[2]. De hieruit voortspruitende verplichtingen worden in de regel bij de werkgever gelegd, al dan niet aangevuld met de leden van zijn hiërarchische lijn. Een recent vonnis van de correctionele rechtbank van Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, leert dat deze verplichtingen in het kader van bouwwerken ook bij de architect kunnen liggen[3].
Het ongeval
In 2019 wordt in een gemeente ten zuiden van Gent een appartementsgebouw opgetrokken, bestaande uit vijf bouwlagen: een ondergrondse parking en vier bovengrondse verdiepingen met een plat dak. De werken zijn al goed opgeschoten wanneer op 9 juli 2019 een werknemer bij het plaatsen van een dampscherm op het dak zwaar ten val komt. Het dampscherm wordt onverwacht omhoog geduwd door de wind en de werknemer zet een stap achteruit. Het scherm blijkt evenwel heel vettig en glad, waardoor de werknemer uitglijdt en achterover doorheen de opening van een nog te plaatsen dakkoepel in de trapschacht valt. Hij loopt daarbij ernstige blijvende letsels op en is deels verlamd.
Een inspecteur van Toezicht Welzijn op het Werk (TWW) komt langs en stelt vast dat er nergens op de werf valbeveiliging aanwezig was. Het dak was bovendien enkel te bereiken via een ladder en de enige veiligheidsinstructie die het slachtoffer had gekregen luidde ‘zorg dat je niet valt’.
De betrokken partijen
Het vonnis overloopt alle bij de werken betrokken partijen, wat meteen een vrij klassieke rolverdeling releveert. Er is een bouwheer-projectontwikkelaar, die zelf geen mensen op de payroll heeft. Hij doet onder meer een beroep op een aannemer voor de metselwerken en een onderaannemer voor de dakwerken. Die laatste huurt daarenboven bij een uitzendbureau voor de bouwsector een uitzendkracht in en het is deze uitzendkracht die het slachtoffer wordt van het arbeidsongeval.
Vrij evident komt ook een architectenbureau tussen in het bouwproject. Dit bureau, dat de vorm heeft van een burgerlijke vennootschap krijgt niet enkel een opdracht als architect, maar treedt tevens op als veiligheidscoördinator-verwezenlijking. De Welzijnswet voegt daar nog een derde hoedanigheid aan toe: deze van ‘bouwdirectie, belast met de controle op de uitvoering’[4].
Het procedureverloop
Na onderzoek door de inspectie is de arbeidsauditeur van oordeel dat het architectenbureau zijn uit de wetgeving voortspruitende verplichtingen niet heeft nagekomen. Er wordt een minnelijke schikking voorgesteld, waarbij het bureau de kans krijgt het verval van de strafvordering af te kopen door betaling van een geldsom, in dit geval bepaald op 800 EURO. Het bureau gaat hier niet op in, waarop de zaak voor de correctionele rechtbank wordt gebracht.
De tenlastelegging
Strafvervolging moet noodzakelijk worden gekoppeld aan de miskenning van een concrete wetsbepaling, waaraan bovendien strafsancties zijn gekoppeld. Waar dit in bouwzaken vaak een hele reeks van bepalingen wordt, blijft het in deze zaak bijzonder simpel: het architectenbureau wordt verweten om ‘op een tijdelijke of mobiele bouwplaats de algemene preventiebeginselen niet te hebben toegepast’[5].
Uitermate basic dus, want die algemene preventiemaatregelen vormen één van de hoekstenen van het dynamisch risicobeheersingssysteem waarmee elke werkgever het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk moet bevorderen. Concreter wordt dit verwijt gekoppeld zowel aan het ontbreken van valbeveiliging aan de dakrand en rond de opening voor de dakkoepel, maar ook aan het gegeven dat er geen stelling werd geplaatst, zodat het dak enkel toegankelijk was via een ladder.
Het verweer
Tot zijn essentie herleid luidt het verweer van het architectenbureau dat er in oorsprong wel degelijk een valbeveiliging aanwezig was, net zoals er later een stelling zou geplaatst worden. Dat laatste was nog niet gebeurd omdat eerst nog de ramen moesten worden geplaatst. Bovendien stelde het bureau dat het niet op de hoogte was of kon zijn van de onveilige werkmethodes die door de aannemers worden toegepast.
De motivering van het vonnis
De rechtbank gaat in op elk aspect van dit verweer en komt tot de vaststelling dat het veiligheids- en gezondheidsplan eerder vaag oogt en een aantal specifieke bouwrisico’s, eigen aan deze werf, onbenoemd laat. Zo besteedt het geen aandacht aan het feit dat een conflict kon ontstaan tussen het noodzakelijk garanderen van de arbeidsveiligheid en de praktische uitvoeringsmogelijkheden op het ogenblik dat het dampscherm moest worden geplaatst.
Aan de hand van de werfverslagen komt de rechtbank vervolgens tot de vaststelling dat de architect op de hoogte was, minstens kon zijn, van het gegeven dat er geen collectieve valbeveiliging aanwezig was op een tijdstip dat effectief op het dak moest worden gewerkt. De werf voldeed niet aan de standaarden die van een normaal en voorzichtig veiligheidscoördinator mogen worden verwacht.
De bestraffing
Het architectenbureau mag dan beschikken over een blanco strafregister, zijn optreden in dit project wijst er volgend de rechtbank op dat het de taken als veiligheidscoördinator veeleer als een bijkomstigheid aan de architectuuropdracht heeft beschouwd. Precies deze zware onderschatting heeft tot het ernstige ongeval geleid en de rechtbank legt hem een geldboete op van 24.000 EUR, waarvan 18.000 EUR met uitstel. Tenzij het in de drie jaar na het vonnis tot een nieuwe veroordeling zou komen moet er dus slechts 6.000 EUR effectief worden betaald.
De veroordeling komt wel op het strafregister van de vennootschap, dat dus niet langer blanco blijft. Dat laatste kan problematisch worden wanneer het bureau wenst mee te dingen naar overheidsopdrachten.
De schadevergoeding
Het houdt overigens niet op bij de bestraffing. Precies omdat de rechtbank oordeelt dat de inbreuken op de preventieregels de oorzaak waren van het arbeidsongeval, kent het ook principieel de door het slachtoffer ingestelde burgerlijke vordering toe. Dit slachtoffer krijgt een provisionele schadevergoeding toegekend en om de totaliteit van de schade te begroten wordt een geneesheer gelast met een opdracht als gerechtsdeskundige.
Helemaal afgerond is het dossier hiermee tenslotte niet. Voor het slachtoffer vormde het ongeval per definitie een arbeidsongeval, waarvoor hij vergoedingen ontving van de arbeidsongevallenverzekeraar van zijn werkgever, het uitzendbureau. Ook deze verzekeraar kan zijn uitgaven nu pogen te verhalen op het architectenbureau.
Conclusie
Inbreuken op de Welzijnswet en zijn uitvoeringsbesluiten zijn strafbaar en geven ook effectief aanleiding tot strafvervolging, zeker wanneer er een ernstig arbeidsongeval op volgde. Waar dat traditioneel leidt tot vervolging van de werkgever van het slachtoffer en/of leden van zijn hiërarchische lijn, ligt de kring van potentiële ‘daders’ bij bouwwerken een heel stuk ruimer. Zeker wanneer een architect (ook) optreedt als veiligheidscoördinator moet met deze factor rekening worden gehouden.
Ook gepubliceerd in Dimension, het vakblad van het Netwerk Architecten Vlaanderen, jaargang 16 -2023
[1] Wet 4 augustus 1996, BS 18 september 1996, terug te vinden via https://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm
[2] Recentst gewijzigd door het KB van 7 april 2023, BS 14 april 2023.
[3] Corr Oost-Vlaanderen, afd. Gent 19 april 2023, onuitg., nr. 2023/1404.
[4] De omschrijving van deze functie is terug te vinden in art. 3, § 1, 13° Welzijnswet.
[5] Wat formeel een inbreuk vormt op art. 15 van de Welzijnswet.