Auteur(s): Annick Alders
Het beroepsgeheim van de PAPS dient het openbaar belang. Dit betekent dat het een cruciaal element vormt voor onze maatschappelijke ordening. Elke vraag hierover moet beantwoord worden vanuit het maatschappelijk belang. Zo ook de vraag van een getroffen werknemer die het geheim van de PAPS wil opheffen. Het mag daarbij enkel gaan om zijn eigen persoonsgegevens en moet het preventie-systeem in zijn geheel dienen. Voorzichtigheid is zeker in dit preventiedebat vereist.
De openbare orde is van en voor iedereen
In een eerdere bijdrage onderzochten wij oorsprong, doel en aard van het beroepsgeheim van de PAPS. Rode draad daarin is de absolute noodzaak om volledige veiligheid te verzekeren aan zij die de PAPS in vertrouwen (willen) nemen.
Dit principe is dermate fundamenteel dat het behoort tot de openbare basisorde van de maatschappij. Het beroepsgeheim ontleent zijn bestaansrecht aan de bescherming van het systeem van preventie an sich. Niet alleen de rechtstreeks betrokkenen, maar ook de maatschappij in zijn geheel hebben er belang bij dat psychosociale risico’s snel, accuraat en zo mogelijk preventief worden aangepakt.
Naast een collectief systemisch belang dient het beroepsgeheim ook de PAPS zelf. Het komt immers zijn betrouwbaarheid en dus functioneren ten goede. Zonder beroepsgeheim is de opdracht van de PAPS zinloos, en is elke analyse onvolledig of zelfs pertinent onjuist. Enkel de moegetergde dapperen die menen amper iets te verliezen hebben, zullen nog spreken. Anderen zullen allicht geneigd zijn zich in stilzwijgen hullen.
Tenslotte is er ook nog het belang van de individuele getroffen werknemer. Het gaat immers per definitie om zijn situatie en zijn privaat belang.
Bestaat er eigenlijk een rangorde in de belangen? Wint het collectief belang het altijd van het individuele belang, of juist niet?
Deze vraag duikt bij uitstek op wanneer een getroffen werknemer de PAPS wil ontheffen van zijn beroepsgeheim en dus toestemming geeft om zijn geheimhoudingsplicht te doorbreken. Dit kan gaan over de toestemming tot het delen van de oorspronkelijk afgelegde verklaring, maar ook over de vraag om het verloop of inhoud van een verzoening of bemiddeling te delen met de werkgever of anderen.
Enkel de individuele gegevens van de getroffene
Het is vrij logisch dat de vraag naar opheffing van het beroepsgeheim enkel kan slaan op de eigen persoonsgegevens van degene die streeft naar openbaarheid. Anders zou het basisprincipe van de geheimhouding, met name het creëren van vertrouwen, meteen in de prullenmand kunnen. Elkeen die deelneemt aan een interventie moet op absolute geheimhouding kunnen rekenen van hetgeen hij daarin zegt en doet. Is dat niet het geval, dan dreigt de interventie te verworden tot het vergaren van munitie om de tegenpartij achteraf de das om te doen. Een spelletje Stratego dus.
Als het gaat over zijn eigen verklaring/verzoek is het eenvoudig. De getroffene ontvangt hiervan altijd een kopie (art. 32quaterdecies Welzijnswet). Hij kan deze kopie naar eigen inzicht gebruiken. Hij is immers zelf niet gehouden tot enige vorm van beroepsgeheim.
Maar wat als het over andere gegevens of documenten gaat?
Het doel en de functie van het beroepsgeheim
Wie een sluitend antwoord zoekt in de rechtspraak of rechtsleer is eraan voor de moeite. Uitspraken over het beroepsgeheim van de PAPS zijn schaars en specifiek, zodat we noodgedwongen een antwoord zoeken in de ruimere rechtspraak over het juridisch en medisch beroepsgeheim. Vooral van advocaten en artsen dus.
De klassieke stelling is dat het openbareordekarakter verhindert dat de houder van het beroepsgeheim – buiten de uitzonderingen in de wet – toelating kan krijgen om het geheim te onthullen. Geen individuele mogelijkheid dus om voor een privaat belang van het collectief principe af te wijken. Niet. Nooit.
Nochtans gaan er stemmen op om met name een advocaat toch te verplichten tot spreken als zijn cliënt hem daartoe de toestemming geeft. Hoewel de cliënt van mening kan zijn dat zijn privaat belang gediend is met doorbreking van het geheim is het gevaar hiervan evident en niet gering: er kan druk uitgeoefend worden op de cliënt om dergelijke toestemming te geven. Bijkomend ongewenst gevolg is ook dat, eens ontslag van geheim mogelijk, een weigering snel zal worden gelijkgesteld met oneerlijkheid van de cliënt. Wat heeft deze immers te verbergen dat het daglicht niet mag zien?
Voor het geheim van de arts bestaat er meer eensgezindheid. Eens de patiënt de arts heeft ontheven van zijn beroepsgeheim, mag de arts spreken. Doet hij dat niet, dan gebruikt hij volgens de rechtspraak het beroepsgeheim niet waarvoor het bedoeld is, met name de patiënt beschermen.
Uit de rechtspraak over het medisch en juridisch beroepsgeheim kan alvast het volgende gedistilleerd worden: het kan niet de bedoeling zijn het beroepsgeheim op zich als waarde te installeren. Het geheim dient een doel en heeft een functie. Eerder beschreven we het doel van het beroepsgeheim van de PAPS als het mogelijk maken van doeltreffende preventie.
Individueel belang van de partijen
Dit collectieve belang doet evenwel geen afbreuk aan het individueel belang van de getroffen werknemer, die zelf toch min of meer de meester zou moeten kunnen blijven over het geheim en wat er mee gebeurt. Het gaat immers over zijn of haar werksituatie, weliswaar in het kader van gesystematiseerde preventie, maar wel op individueel vlak, met vertrouwen als spil en basis.
Als de getroffen werknemer ervan overtuigd is dat zijn vertrouwen in de PAPS niet wordt geschaad door mededeling van geheime gegevens of documenten, maar integendeel zijn situatie op het werk verbetert, lijkt ons dit een te overwegen argument om het geheim in die bepaalde situatie toch op te heffen. Hoewel in dat geval per definitie een privaat belang gediend wordt (dat van de werknemer) lijkt ons dit niet strijdig met de door de wetgever nagestreefde systeembescherming. Het vertrouwen is niet geschaad, wel integendeel, en de preventie gaat erop vooruit. Een win-win dus. Ook het belang van de PAPS lijkt dan niet in het gedrang. Zijn betrouwbaarheid staat in dat geval niet ter discussie.
De Welzijnswet en de Codex sommen overigens een waslijst op aan situaties waarin deze of gene gegevens mogen of moeten meegedeeld aan één of meerdere partijen. Deze uitzonderingen dienen hetzelfde doel: preventie mogelijk maken, en interne procedures kans op slagen geven.
Het lijkt er dan ook op dat, voor zover de verzoeker meent dat hij met het oog op preventie belang heeft bij openbaarmaking van bepaalde gegevens, de PAPS kan overwegen om toch te spreken. Een verplichting om te spreken bestaat in dat geval evenwel niet. Opletten voor enige vorm van druk op de verzoeker blijft sowieso wel een belangrijke zorg, net zoals de bescherming van persoonsgegevens van anderen dan degene die de PAPS heeft bevrijd van zijn beroepsgeheim.
Ook gepubliceerd op www.senTRAL.be
Foto: Ian Tuck